
Marten Toonder werd op 2 mei 1912 geboren in Rotterdam. Zijn ouders, de Groningse Marten Toonder senior en Trijntje Huizenga, namen de jonge Marten al snel mee terug naar Warffum, waar ze een tijd woonden. Marten senior was in die periode zeekapitein en tijdens zijn reizen naar de Verenigde Staten nam hij voor Marten populaire comics mee. Nadat Marten zijn examen van de middelbare school had afgerond, mocht hij met zijn vader mee op reis.
De trip ging naar Buenos Aires. En tijdens deze reis leerde de jonge Marten twee mensen kennen die hem enorm zouden inspireren. De eerste persoon die hij ontmoette was Jim Davis, een naam die later erg bekend werd in de wereld van de strips (nee, niet die van de luie oranje kat Garfield). Deze Jim Davis was een ex-medewerker van Pat Sullivan, bekend van Felix the Cat, waarvan Jim aangaf dat hij de echte bedenker was. Jim was naar Buenos Aires gegaan om daar samen te gaan werken met een andere tekenaar.
En deze andere tekenaar was de persoon die mogelijk nog meer indruk op Marten maakte: Dan Quinterno. Dan was opgeleid door Walt Disney zelf en werkte als assistent van Walt. Marten werd zo geïnspireerd door deze beide heren dat hij besloot om tekenlessen te gaan volgen. Hij ging daarvoor naar de Rotterdamse Academie, maar dat was van korte duur. In 1933 ging Marten werken bij de uitgeverij/drukkerij Nederlandse Rotogravure Maatschappij NV in Leiden, waar Marten verantwoordelijk werd voor de strips. Marten werd verliefd op zijn buurmeisje Phiny Dick, wiens vader ook een zeekapitein was. In 1935 trouwde Marten met haar en gingen ze in Leiden wonen. Phiney steunde Marten in zijn werk en hielp mee, zo bedacht ze de strip Olle Kapoen en de strippoes Miezelintje. Ook ging ze als schrijfster aan de slag en schreef ze de teksten voor Kappie.

In 1938 besloot Marten om te gaan werken bij Uitgeverij Diana in Amsterdam. Diana was eigenaar van de Joodse Oostenrijker Fritz Gottesmann. Hier ontwikkelde hij twee strips: Dom Sombrero (die werd uitgegeven in Zweden) en Tom Poes (dat werd uitgegeven in Argentie en Tsjecho-Slowakije).
In 1941 gebeuren er een aantal zaken die van invloed zijn voor de geschiedenis van de strip. Door zijn Joodse achtergrond kon Fritz geen eigenaar meer zijn van Diana en Marten stapte als compagnon. De afspraak was dat als het moment daar was, dat Marten het bedrijf weer terug zou geven. Dit zou echter nooit plaatsvinden, omdat Fritz overleed op 25 februari 1945 in concentratiekamp Mauthausen. Een ander punt was dat de Duitsers de invoer van buitenlandse strips stopgezet hadden. In de Telegraaf werd bijvoorbeeld de strip van Mickey Mouse (“Mikkie Muis”) niet langer meer geplaatst. Er moest een nieuwe strip komen. Op 16 maart van dat jaar wordt de eerste strip van Tom Poes in de Telegraaf geplaatst.

Het was in de stripstijl die men vaker zag in Nederland, een tekening met tekst eronder. Deze stijl, de zogenoemde dagbladstrips, was ook een dwingende eis van de toenmalige hoofdredacteur. Tom Poes werd vaak geroemd door de subtiele humor en de wat verborgen maatschappijkritiek. Zo zou Olie B. Bommel niet per ongeluk een beer zijn geweest. De beer was namelijk het symbool van Duitsland. Door Olie B. Bommel een wat stuntelige beer te laten zijn, die het eigenlijk niet kon redden zonder Tom Poes werden de Duitsers subtiel bespot. Ook qua taal was de strip van Marten bijzonder, er werden heel wat nieuwe woorden bedacht zoals denkraam en minkukel.
In 1942 werd Toonder Studio (wat eigenlijk een soort doorstart was van Diana) opgericht, naar aanleiding van een tweetal grote opdrachten die Marten kreeg van de NS en Philips. In 1944 kreeg de Telegraaf een SS-lid als hoofdredacteur. Dit was voor Marten de druppel en hij liet zich door een arts manisch-depressief verklaren. Doordat hij dit zo regelde was het geen werkweigering en hoefde hij niet onder te duiken. Overigens werd er in een onderdeel van Toonder Studio’s nog wel gewerkt aan het blad D.A.V.I.D. (De Algemene Vrije Illegale Drukkerij). In dit blad was een doorontwikkeling van het aanvankelijke illegale blad Metro.
Maar Marten was niet de enige striptekenaar die groot werd in de Tweede Wereldoorlog. De volgende keer gaan we verder in op deze roerige periode in Nederland.
Wordt vervolgd.
- De geschiedenis van het stripverhaal 1
- De geschiedenis van het stripverhaal 2: The Yellow Kid
- De geschiedenis van het stripverhaal 3: Bud Fisher
- De geschiedenis van het stripverhaal 4: Winsor McCay
- De geschiedenis van het stripverhaal 5: Animatiefilms
- De geschiedenis van het stripverhaal 6: Max Fleischer
- De geschiedenis van het stripverhaal 7: Elzie Crisler Segar
- De geschiedenis van het stripverhaal 8: Pulp Magazines
- De geschiedenis van het stripverhaal 9: Edgar Rice Burroughs
- De geschiedenis van het stripverhaal 10: The Reign of the Superman
- De geschiedenis van het stripverhaal 11: De eerste strips van Nederland
- De geschiedenis van het stripverhaal 12: De familiestrip in Amerika
- De geschiedenis van het stripverhaal 13: Walt Disney
- De geschiedenis van het stripverhaal 14: Walt Disney vs Max Fleischer
- De geschiedenis van het stripverhaal 15: The Funnies
- De geschiedenis van het stripverhaal 16: Het ontstaan van Adventure Comics
- De geschiedenis van het stripverhaal 17: Action Comics
- De geschiedenis van het stripverhaal 18: Wonder Man
- De geschiedenis van het stripverhaal 19: De koning, Jack Kirby
- De geschiedenis van het stripverhaal 20: Will Eisner
- De geschiedenis van het stripverhaal 21: Joe Simon
- De geschiedenis van het stripverhaal 22: Flippie Flink
- De geschiedenis van het stripverhaal 23: Kuifje
- De geschiedenis van het stripverhaal 24: John L. Goldwater
- De geschiedenis van het stripverhaal 25: Detective Comics en Batman
- De geschiedenis van het stripverhaal 26: Marjorie (Marge) Lyman Henderson
- De geschiedenis van het stripverhaal 27: Een nieuwe era
- De geschiedenis van het stripverhaal 28: Martin Goodman
- De geschiedenis van het stripverhaal 29: Nederlandse strip in WOII