Als je genoten hebt van de boeken van Raymond E. Feist, of bijvoorbeeld de serie Het Lied van het Gebroken Zand van Bradley P. Beaulieu, dan komt de naam Richard Heufkens je wellicht bekend voor. Hij zorgde er met zijn vertalingen van vele fantasyklassiekers voor dat we onze favoriete boeken in onze eigen taal konden lezen. Daarom leek het ons leuk om eens meer te weten te komen van deze vertaler!
Wat was het eerste fantasyboek dat je hebt vertaald en hoe ben je destijds bij die klus betrokken geraakt?

Dat is eigenlijk een heel verhaal. Toen begin jaren tachtig Sirius & Siderius begon met het uitgeven van die befaamde reeks met zwarte kaften, raakte ik helemaal verslingerd aan De Kronieken van Thomas Covenant, geschreven door Stephen Donaldson. Een goede vriend van mij, leraar Engels, raadde me een mooi dik boek aan, maar ik was te lui om het in het Engels te lezen en dacht: ik wacht wel tot de vertaling verschijnt. Enkele jaren later kreeg ik via iemand anders, die ook veel Engels las, een leestip: exact datzelfde boek als me door die goede vriend was aangeraden. Omdat het in al die tijd niet was vertaald, besloot ik het dan toch maar in de oorspronkelijke taal te lezen, en ik vond het zo goed dat ik me erover verbaasde dát het nog altijd niet was vertaald. En toen ik het uit had, dacht ik, hoogmoedig: dan ga ik het zelf wel vertalen; ik kan me goed uitdrukken in het Nederlands, en al die moeilijke Engelse woorden zoek ik wel op.
Ik heb me toen gestort op het eerste hoofdstuk, liet dat nakijken door die leraar Engels, die er – ik zou haast zeggen, uiteraard – een heleboel aan bij te schaven had. Vervolgens schreef ik er een motivatie bij, waarom ik vond dat het vertaald moest worden, en stuurde alles op aan drie uitgeverijen. De eerste die reageerde, was Het Spectrum, met de mededeling: ja, dat werk kennen we, en nee, dat gaan we niet uitgeven. De tweede reactie kwam van De Boekerij: gaan we niet doen, maar we hebben wel een andere titel voor je. Dat was Rusalka van C.J. Cherryh, en daarmee heb ik zo’n beetje alle beginnersfouten gemaakt die je maar kunt maken, en nog een heleboel meer. Schade en schande leerde mij dat vertalen een heus vak was, en dat ik het nog niet beheerste. Toch had ik hierin mijn roeping gevonden, en ik was bereid te leren.
Ondertussen had ik van uitgeverij nummer drie gehoord dat de aankoopkosten te hoog waren om vertaling te overwegen. Met de reactie van De Boekerij nog in het achterhoofd, heb ik toen zelf Meulenhoff gebeld en gevraagd: als jullie deze titel niet gaan uitgeven, heb je dan niet iets anders voor me? Zo kwam ik aan meer opdrachten, en enkele jaren later werd ik gebeld door Jacques Post, die mij vroeg: was jij dat niet, die destijds kwam aanzetten met Magician? Want dat was natuurlijk de titel van de tip die ik destijds tot twee keer toe had gekregen. Inmiddels was de fantasymarkt zodanig veranderd dat hij er nu wel brood in zag. Zo is Raymond E. Feist indirect de aanstichter van mijn vertaalcarrière geweest, en gezien het succes van die series zat ik er toch niet zo gek ver naast met mijn verbazing.
Ondertussen heb je naast Feist heel wat bekende auteurs van fantasywerken vertaald, zoals ook Bradley Beaulieu en Terry Goodkind en sciencefiction van Jack Vance en Liu Cixin. Hebben deze genres je altijd geïnteresseerd, ook als lezer? (Zijn er ook boeken die heel graag had willen vertalen, maar nooit de kans gekregen?)
Sinds Donaldson heeft het fantasygenre me altijd na aan het hart gelegen. Alle in mijn ogen goede series heb ik wel zo’n beetje met heel veel plezier gelezen – ook enkele die mijn kritiektoets niet konden doorstaan. Sommige auteurs lijken te hebben gedacht: ha, fantasy, dat is tovenaars, monsters en vreemde wezens in een ketel kieperen, flink roeren en er een sappig verhaaltje van maken, maar daarin slaan ze de plank wat mij betreft mis. Een goede fantasy dient een spirituele of metafysische onderlaag te hebben, uitgedrukt in, bijvoorbeeld, de magie of de verpersoonlijking van een concept. Vertalers én auteurs die ik daarover heb gesproken, zijn dat met mij eens. Donaldson is daar, ik zou haast zeggen uiteraard, een goed voorbeeld van, en van latere datum vooral ook de verfilming van The Sandman.
Of neem Beaulieu, die niet zich alleen een uitstekend world-builder heeft getoond maar ook de godenwereld heel fraai gelaagd heeft uitgebeeld. Dichter bij huis: Wim Gijsen en W.J. Maryson. Bij Liu was dat heel anders – die is heel sterk van de wetenschap – maar bij hem vond ik de uiterst subtiele humor een buitengewoon prettig aspect. Vreselijk jammer dat ik pas later betrokken ben geraakt bij die trilogie, maar toen Prometheus mij daarvoor benaderde, zat ik nog midden in een ander project, en daar kon helaas niet op worden gewacht. Zo zijn er meer titels en series die ik dolgraag had willen doen, maar te klagen heb ik niks: ik heb immers uiteindelijk toch nog Feist mogen doen. In mijn toenmalige woning zit waarschijnlijk nu nog een deuk in het plafond van het gat in de lucht dat ik toen sprong.
Lees je zelf liever boeken in de originele taal of in het Nederlands (en als het het laatste is, heb je dan last van beroepsdeformatie, dat je extra let op hoe de vertaler bepaalde dingen heeft gedaan?
Heel typisch: sinds ik vertaal, lees ik vrijwel geen andere boeken meer dan de boeken die ik vertaal. Als ik de hele dag bezig ben geweest met woordjes, heb ik in mijn vrije tijd geen zin meer om met woordjes bezig te gaan. Vergeet ook niet dat je, als vertaler, een aantal maanden helemaal in zo’n boek leeft. Vaak overkomt het me dat ik ’s avond voor de tv een ingeving krijg en gauw een notitie maak om morgen iets te wijzigen aan mijn vertaling van vandaag. Of ik lees in de ondertiteling van een tv-programma een woord waarvan ik denk: dát is een mooie vondst, zeg! Daar komt trouwens die beroepsdeformatie het sterkst naar boven: tot vervelens toe zitten kijken wat de ondertitelaar ervan heeft gebakken – en niet zelden in negatieve zin. Als ik: “Ben je oké?” of: “Er mist iets.” in zo’n titel zie staan, springen de tenen me spontaan krom in de sloffen.
Aanvankelijk las ik het boek dat ik onder handen had, drie keer: eerst van tevoren, om straks niet voor verrassingen te komen te staan; vervolgens tijdens de vertaalronde zelf en ten slotte, het liefst na een pauze om even afstand te nemen, de vertaling op zichzelf. Steeds vaker ging mij de derde ronde tegenstaan; ik had dan het hele boek in mijn hoofd zitten, wist allang wat er ging komen, en dan is de lol er wel af. Daarom sla ik die eerste ronde nu over, dat scheelt een stuk tijdens die laatste leesbeurt. Het heeft bovendien een bijkomend, gunstig effect op de productie als ik, tegen het einde van een vertaaldag, op een passage stuit waarvan ik denk: nou wil ik ik toch wel eventjes weten hoe dit afloopt, en toch nog maar even doorwerk.

Bij series zoals die van Feist of Goodkind werden de verhaallijnen, werelden en lijst met personages langer en langer. Hoe hou je voor jezelf het overzicht en de continuïteit met namen en gebeurtenissen vast als je werkt aan zo’n serie?
Leuk dat je juist die twee namen kiest, want bij beide auteurs ging dat net even anders. Het is gewoon een kwestie van lijsten maken en goed bijhouden. Bij Feist ging dat prima, en toen ik de serie overdroeg aan mijn opvolger, heb ik die lijsten meegeleverd. Bij Goodkind moest ik instappen, tot twee keer toe. De eerste keer waren er nauwelijks lijsten, maar ik werkte samen met twee vertalers die al aardig met de materie bekend waren en contact hadden met de oorspronkelijke vertaler. De tweede keer waren er wel lijsten, maar die bleken incompleet en soms niet eenduidig. Gelukkig kon ik ook toen samenwerken met een persklaarmaker die uitstekend op de hoogte was.
Wat namen betreft, hebben we destijds nog een forse aanvaring gehad met Feist. Om zijn werk het volste tot zijn recht te laten komen, had ik de keuze gemaakt een aantal namen te vertalen of te veranderen. Zo had je een straatschoffie dat het jaren later zou schoppen tot hertog en dan Duke James heette, maar nu naar goed Amerikaans gebruik werd aangesproken met de verkorte vorm Jimmy. Evenzo wordt een Robert Bobby en een Richard Dick genoemd, maar lang niet iedere Nederlandse lezer is daarmee vertrouwd, in die tijd zeker niet. Daarbij had Jimmy voor mij de connotatie van Sjors en Sjimmie, en die wilde ik beslist vermijden. Daarom had ik gekozen voor een naam waarin dat in het Nederlands wel bekend is, en daarom koos ik voor hertog Robert, die in zijn jonge jaren door het leven ging als Robbie. Dat schoot bij Feist in het verkeerde keelgat, die erop stond dat alle namen ongewijzigd bleven.
Om dat op te lossen, werden vanaf die tijd alle nieuwe namen ongewijzigd opgenomen en verschenen er in de herdrukken bij de gewijzigde namen voetnootjes met in de voettekst de oorspronkelijke naam. Waar echter niemand aan had gedacht, was dat er in een van de latere delen een personage was vernoemd naar die hertog Robert. Dat was een nieuwe naam, dus die moest ongewijzigd blijven, maar die James merkte op een gegeven moment tegen iemand op dat hij er moeite mee had om in de schaduw te moeten leven van zijn illustere naamgenoot Robert. De vertaling van dat bewuste boek had ik net ingeleverd toen die kwestie speelde. Meestal krijg je je vertaling nog te zien met daarin de correcties van de persklaarmaker, maar bij Feist was de persklaarmaker toen ook meteen de pdf-maker, dus zou ik mijn tekst pas terugzien in gedrukte vorm, als het al te laat was. Ik heb toen die persklaarmaker gebeld en hem het probleem voorgelegd. Hij zou er nog wel iets van maken, maar blijkbaar is dat nooit gelukt, met een kapitale continuïteitsfout als gevolg.
Wat is het meest lastige aan het vertalen van een (fantasy)boek en op wat voor dingen kun je vastlopen bij een vertaling?
Beroepsdeformatie, zei je toch? Lastigste. Ik vind het verschrikkelijk dat er steeds minder gebruik wordt gemaakt van onze prachtige trappen van vergelijking, met “de meest mooie” als gruwelijke abominatie bovenaan. Als ik pedant word, zeg je het maar, en bedenk dat ik dat doe met een vette knipoog; ik ben nu eenmaal behept met een apart gevoel voor humor.
Om je vraag te beantwoorden: de meeste moeite heb ik gehad met de gedichten uit de serie Lied van Gebroken Zand van Beaulieu. Die moesten echt op rijm en metrum, en daar heb ik wel even op zitten broeden en zwoegen. Pas te laat in de serie ontdekte ik dat er flarden van één zo’n gedicht in dialoogvorm waren voorgekomen in het al verschenen eerste deel; die dingen had ik toen op betekenis vertaald. Ze kwamen ook zo briljant terloops voor, dat ik er niet eens aan had gedacht om de auteur daarover te raadplegen.
Echt vastlopen doe ik eigenlijk nooit. Het lijkt me ook eerder een probleem voor de auteur – voor mij ligt het verhaal immers al klaar. Wel kon ik soms lang doen over een bepaalde term – in de fantasy heb je dan ook nog het dilemma: bestaat zoiets echt of is het een verzinsel van de schrijver? – en duurde dat langer dan een kwartier, dan schreef ik die term op in een lijst. Tegenwoordig zoek je dan gewoon op internet, maar toen dat medium nog niet bestond, ging ik aan het einde van de vertaalronde met die hele lijst een dag de bibliotheek in om research te plegen, lekker een hele dag bladeren in dikke boeken.
Is er contact met de auteur mogelijk als je boeken vertaalt om bepaalde passages of diepere lagen toegelicht te krijgen die wellicht later in volgende boeken nog een rol gaan spelen? Of contact met vertalers uit andere landen? Hoe los je dat soort vragen op?
Na die kwestie met Feist heb ik er een gewoonte van gemaakt om direct contact op te nemen met de auteur. Internet was toen al een feit – via inbelmodems, maar het kon tenminste. Zo had ik een levendige correspondentie met Juliet McKenna, die op een gegeven moment ook verderging dan de zakelijke kant. Enig mens, ook een uitstekende world-builder. Met haar had ik afgesproken dat de namen eindigend op -in, in het Nederlands zouden eindigen op -ijn, in navolging van Merlin/Merlijn. Dat ging goed, totdat ik stuitte op het personage Tonin…



Enkele boeken van Goodkind deden we met meer vertalers. Een van hen zat in Engeland, maar aangezien al het contact vlekkeloos via e-mail verloopt, merk je daar helemaal niks van. Het enige waar je op stuit, is het tijdverschil bij correspondentie met een auteur in, bijvoorbeeld, Amerika. Jennifer Fallon woont in Australië; dat was nog eens “lang” wachten op antwoord…
In een oud artikel van de Volkskrant, gelinkt op je site, werd er gesproken over Melenkurion, een vertalersgenootschap van fantasy die jij ooit oprichtte. Wat was het idee achter dat genootschap en bestaat het nog?
Thuiswerken vind ik ideaal. Sommige mensen staan uren in de file of fietsen door de regen naar hun werk, ik loop de trap op en ga op mijn bureaustoel zitten. Eén nadeel: vrijwel alle contacten verlopen via e-mail, en misschien dat je eens in de zoveel tijd zowaar een levend mens aan de telefoon krijgt. Naast het sociale aspect, of juist het gebrek daaraan, wilde ik ook graag leren van vakgenoten met veel meer ervaring dan ik had. Zo hoopte ik een collega te spreken op een borrel bij Meulenhoff maar trof haar niet. Toen ik haar telefoonnummer had achterhaald en haar opbelde – je begrijpt: pre-internet – bleek ze er wel degelijk te zijn geweest, maar ja, je weet niet zomaar welk gezicht er bij een naam hoort.
Daarom heb ik toen dat symposion opgericht, overigens weloverwogen met de oorspronkelijke, Griekse spelling. Het was bedoeld als communicatieplatform, voor de gezelligheid en om collega’s te raadplegen. Later zijn er vergelijkbare initiatieven ontstaan, zoals vertalersborrels, en zijn er berichtengroepen gekomen waar levendige e-mailgemeenschappen zijn opgebloeid. Zo is het symposion links en rechts ingehaald en uiteindelijk overbodig geworden. Bovendien verschoven mijn werkzaamheden in die tijd steeds verder richting commerciële opdrachten, die weliswaar veel korter waren maar beduidend beter betaalden.
In de media komt steeds vaker terug dat jongeren sneller een originele versie lezen dan een vertaling. Een van de redenen is dat het gevoel heerst dat vertalers de toon van de auteur nooit honderd procent kunnen overbrengen. Ben je het hiermee eens? En wat probeer je zelf te doen om zo goed mogelijk de persoonlijke toon van de auteur over te brengen?
Ik heb vertalen wel eens omschreven gehoord als het pellen van een sinaasappel om vervolgens de vrucht opnieuw te bekleden met de stukjes schil in een andere rangschikking. De vrucht blijft daarbij volledig intact. Ik ben het ermee eens dat je in een vertaling altijd wel iets kwijtraakt van het origineel, maar soms kun je op andere plekken ook iets toevoegen om dat te compenseren. Om die vrucht, dus de essentie van het werk, intact te houden, vertaal ik zo letterlijk mogelijk, natuurgetrouw. Dat komt het beste tot uiting wanneer de auteur een goede taalbeheersing heeft; de hoofdprijs gaat wat mij betreft naar C.S. Friedman.



Aan de andere kant vind ik dat je een vertaler niet zomaar hoeft te onderschatten. Je mag er best van uitgaan dat die ruim bovengemiddeld thuis is in de brontaal. Daaruit volgt dat een gemiddelde lezer van het oorspronkelijke werk minder, en minder snel, nuances zal oppikken dan de vertaler. Neem alleen al de veelvuldige verwijzingen naar William Shakespeare en Lewis Carroll in het dagelijkse Engelse taalgebruik. Zit je bovengemiddeld sterk in de brontaal, lees dan vooral het origineel. Zo niet, maak dan dankbaar gebruik van de kennis en vaardigheid van de gedreven vertaler. Maar zelfoverschatting ligt hier op de loer, misschien zelfs wel voor de hand.
In die genoemde media zie ik dagelijks de grootste grammaticale wangedrochten voorbijkomen. Een onderwerp dat eerst wordt aangeduid als enkelvoud om er vervolgens in dezelfde hoofdzin naar te verwijzen als meervoud. Van een collega hoorde ik dat die laatst bij een bushalte in gesprek raakte met twee universiteitsstudenten en vernam dat zij nog nooit hadden gehoord van de vervoegingsregel stam plus t. Als je je eigen moedertaal niet eens beheerst, hoe denk je dan ooit een vreemde taal te kunnen beheersen?
Heb je nog tips voor mensen die erover nadenken vertaler te worden, zeker in onze genres: fantasy, sciencefiction en horror?
Weet waar je aan begint. De concurrentie is moordend en er is altijd wel iemand die bereid is te werken voor een lagere prijs dan jij. Ook dit zeg ik met een vette knipoog, hoor, maar er zit wel degelijk een kern van waarheid in. Bedenk ook dat boekvertalen niet bijster goed betaalt. Het is wel eens schertsend omschreven als te weinig om van te leven maar te veel om dood te gaan. Het heeft, denk ik, te maken met een aspect dat bij de vorige vraag ook aan de orde was: een gebrek aan respect voor vertalen als vak en voor de vertaler als iemand die dat vak verstaat. Daar moet je tegen kunnen. Het symposion had destijds ook een bijbedoeling: alle fantasyvertalers op één lijn krijgen om een vuist te kunnen maken en zo betere tarieven af te dwingen bij de uitgeverijen, als een soort vakbond, maar daar is nooit wat van gekomen.
Heb je wel eens gedacht aan het schrijven van een eigen boek, of ligt je hart echt meer bij het vertalen?
O, jee, ja. Vrijwel iedere vertaler wel, denk ik. Bij het allereerste symposion kwam Hans van Cuijlenborg, vertaler van Guy de Maupassant, met een prachtig lijstje met karakteristieken van vertalers. Ik herinner me er nog maar twee: een vertaler heeft een ‘stormy past’, wat neerkwam op twaalf ambachten, dertien ongelukken voordat de vertaler vertaler werd; en een vertaler voelt zich een miskend auteur. Sinds de jaren negentig ligt er een half voltooide fantasyroman onder in mijn bureaula. Hoewel de volledige verhaallijn me helder voor de geest stond, miste ik het plotvermogen om tot een zinderende finale te komen.
Tevredener ben ik over de columns die ik de afgelopen jaren heb geschreven in iO Pages, een kwaliteitstijdschrift over progressieve rockmuziek, waarvoor ik de eindredactie doe. Daarnaast heb ik tijdens de lockdowns een oude passie opgepikt en schrijf ik sindsdien ook veel muziek. Een aantal dingen is te vinden op Bandcamp, en we zijn momenteel bezig om te zien of we een suite voor rockband uitgevoerd kunnen krijgen voor het maken van live-opnames.
Vond je het leuk dit interview te lezen en meer te weten te komen over het vertalen van fantasy? Lees dan ook onze interviews met vertaalsters Lia Belt en Renée Vink.
ik ben gestopt met lezen van Raymond E Feist de magier want de vertaling was te slecht….
Echt? Ik heb daar niks van gemerkt. Vond de vertaling kundig en heb mij met alle dertig de boeken van Feist in Nederlandse vertaling genoten. Heb je zelf de boeken van Feist dan allemaal in het Engels gelezen?
Ik vraag me altijd af of mensen die klagen over slechte vertalingen de engelse en nederlandse boeken dan echt naast elkaar leggen om te vergelijken. Ik vond de vertaling van Feist prima om te lezen. Het enige minpunt zijn de in mijn ogen onnodige naamsveranderingen, soms zelfs alleen maar een a en een e die verwisselt worden, of iets met 1 L wordt dan met 2 L-en of omgekeerd. Waarom Jimmie geen Jimmie kon blijven?? Maar Robbie bekt ook wel lekker ;). Had niet gehoeven, in de jaren 80 en 90 waren we echt wel vreemde buitenlandse namen gewend.
Ik heb er nog 5 te gaan Davey.
Leuk, ook echt de laatste paar of wat ’tussendoor’ boeken, zoals de Legenden van Krondor of Krondor boeken? Nog even genieten in ieder geval 🙂 Feist meldde dat zijn eerstvolgende boek weer een terugkeer naar Midkemia is, maar dat gaat nog even duren. En ik ben bang dat die niet vertaald gaat worden…
Bijna alle 30 op de plank, plus de 2 novellen en het mini De wereld van.. boekje. Allemaal zoveel mogelijk in chronologische volgorde gelezen. Laatst eindelijk de Chaosoorlog voor een redelijke nieuwprijs te pakken weten te krijgen. Mis alleen nog de Demonen oorlog, daar vragen ze echt idiote prijzen voor. Maar die wil ik toch wel eerst lezen vóór de Chaos oorlog.
Toch weer terug naar Midkemia? Dat maakt me dan wel weer nieuwsgierig.
Engels is zo langzamerhand geen probleem meer met alle niet vertaalde boeken, hoewel de ene schrijver makkelijke leest dan de andere, maar dat heb je in het nederlands ook.
Had mijn ‘uitgever/vertaal’ grieven al eens elders geuit bij jullie boekennieuws ;p .